de bijlen en de zagen zijn verdwenen,
waaiende wortelarmen laten zij achter
en een lucht vol zuchten
een heimonster drijft
met wrede regelmaat
betonnen palen de aarde in
dan verheft zich op vruchtbare grond
een zee van torens, treurflats
kijken neer op de paardenbloemen
rond de boerenstee
die als een verlaten bizon in het hoge gras
toekijkt en zich spiegelt in staal en glas
de lucht strijkt nattig langs mijn wangen
huil ik?
nee, het is de regen